Op een dag was ik naar Zuid gefietst voor kalligrafieles bij Lichun Tseng. Ze nam me mee naar een kleine lichte kamer bovenin een van de wooncontainers die daar op de bakstenen huizen zijn gezet. Ik schoof aan het vierkant van tafels, die waren met dikke lagen vilt bedekt. Lichun residerde aan de kop en legde soms iets uit, wij vermaalden ink, mengen water, oefenden houding en beheerste pennestreek.
Stilte. Het licht boven de daken.
Naast Lichun Tseng lag een dikke stapel vilten matten doordrenkt met bruine vlekken. Hierop bereidde ze de thee. Elke keer dat ze opschonk liet ze het water de pot overstromen en nieuwe vlekken maken.
Die dagen hebben mijn begrip van ‘thee’ en ceremonie gevormd.
Lu Tong’s Zeven Kommen Thee
碗喉吻潤,
二碗破孤悶,
三碗搜枯腸,
惟有文字五千卷,
四碗發輕汗,
平生不平事盡向毛孔散,
五碗肌骨清,
六碗通仙靈,
七碗吃不得也,
唯覺兩腋習習清風生。
De eerste kom bevochtigd lippen en keel;
De tweede verdrijft mijn eenzaamheid;
De derde kom vindt mijn verdorde binnenste en ontdekt daar,
Wel vijfduizend boeken en geschriften;
De vierde drijft het zweet en pijn uit mijn poriën;
De vijfde vervolmaakt de zuivering van lichaam en geest,
De zesde vereent me met de eeuwigheid.
Maar de zevende kom, de laatste… kan ik niet meer drinken,
De bries geeft mijn gewaad vleugels en drijft me mee.
De dichter Lu Tung hield van thee, hij schreef hij ook over aanbouw, oogst en bereiding. Lu Tung leefde in de Tang-dynastie (618 – 626) in de Chinese thee provincie Hunan.
De theeceremonie sluit het bosbad af. Er is stilte, gemurmer, soms een lach. Ik kook het water. Was de kruiden. Toon en vertel waar we ze tijdens de weg ontmoet hebben. Het dikke kleed neemt het water op dat ik over laat lopen.